-
1 die reifere Jugend
-
2 reif
♦voorbeelden: -
3 plus
plus1 [pluu]〈m.〉♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 qui peut le plus, peut le moins • komt men over de hond, dan komt men ook over de staart(tout) au plus • hoogstens————————plus2 [pluu, pluus]〈 bijwoord〉3 〈ne … plus〉niet … meer4 plus ⇒ en♦voorbeelden:plus grand • groteril y a plus • sterker nogqui plus est • bovendien, sterker nogplus … (et) moins • hoe meer … des te minderj'ai deux francs de plus que toi • ik heb twee franken meer dan jijplus de • meer (dan)raison de plus • reden te meerde plus en plus • hoe langer hoe meerde, en plus • bovendienen plus de • behalveles plus de quinze ans • de jongeren boven de vijftienplus ou moins • min of meeril ne manque plus que ça! • dat ontbrak er nog maar aan, ook dat nog!→ fou¹ce qui frappe le plus • wat het meest opvaltvenez au plus vite • kom zo snel mogelijkla situation est des plus embarrassantes • de situatie is uiterst vervelendnon plus • ook nietpas plus • evenmin, niet meer danplus de • geen … meer1. m1) (het) meeste, maximum2) plusteken2. adv1) meer2) meest(e)3) [+ne] niet...meer4) plus, en -
4 certain
certain [sertẽ]〈bijvoeglijk naamwoord en onbepaald bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:preuve certaine • doorslaand bewijsce n'est pas certain • dat staat niet vastle certain • het zekerepréférer le certain à l'incertain • het zekere voor het onzekere nemenun certain nombre de personnes • een aantal mensencertaines personnes • sommige mensen, sommigen1. adj1) zeker, vast(staand)2) bepaald, zeker2. certainsadj pl
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский